Laswerken

MIG staat voor Metal Inert Gas, terwijl MAG de afkorting is van Metal Active Gas. Het verschil tussen beide technieken is het gebruikte beschermgas. Bij MIG-lassen werken we immers vooral met argon of argonmengsels met waterstofgas. Om te MAG-lassen daarentegen gebruiken we actieve gassen zoals koolstofdioxide.

Dankzij de constante spanning die aanwezig is, verloopt het proces erg snel. Een groot voordeel is bovendien dat beide methodes goed tegen oxidatie beschermen en op verschillende soorten staal en staaldiktes toegepast kunnen worden.

In tegenstelling tot MIG- en MAG-lassen, waar de spanning constant is, is bij TIG-lassen (oftewel Tungsten Inert Gas) de stroomsterkte constant. We zetten een elektrode in die niet afsmelt en vervaardigd is uit wolfraam. De methode leent zich uitstekend voor stukken uit aluminium en inox en levert steevast verfijnd handwerk op.   

Autogeen lassen, ook wel gekend als gassmeltlassen, is een techniek waarbij we met een zeer hete vlam te werk gaan. Een verschil met TIG-lassen is dat we hier geen lasmateriaal hoeven toe te voegen. Ook hebben we geen elektriciteit nodig. De apparatuur die we daarvoor inzetten, heeft een voordelige prijs en maakt het mogelijk om materialen te lassen die elektrische stroom niet of amper geleiden.

Voor kleine klussen is elektrodelassen perfect geschikt. Aangezien er geen gas nodig is, kunnen we eenvoudig een elektrische boog tussen het werkstuk en de elektrode vormen. De elektrode in kwestie zal wel afsmelten en is dus bedoeld voor korte lasverbindingen. Behalve aluminium kan u met elektrodelassen elk materiaal aan elkaar hechten.